“Die vuurvlinder, de korhoen, de veldleeuwerik en de grutto, dat zijn de kanaries in de kolenmijn.”
Biodiversiteit. Zo’n woord dat je veel te vaak hoort, zonder echt te begrijpen wat het betekent. Tenminste, dat is bij mij zo. Iets met natuur, bloemen, bijen, de miertjes en piertjes, maar verder… Voor mij reden om hier eens iets dieper in te duiken en proberen te begrijpen waarom juist dit nu zo belangrijk is. Ik sprak erover met Arend Spijker, emeritus boswachter en een groot kenner van de natuur in Nederland.
Op een wat grijze vrijdagochtend rij ik naar Ommen. Ik
ontmoet Arend thuis en we zitten aan de keukentafel met een kop koffie. Arend
had als jongen al de droom om boswachter te worden, is dit ook geworden en
heeft jaren voor Staatsbosbeheer gewerkt. Nu is hij gepensioneerd, maar dat
woord bevalt hem niet zo, want zijn kennis en vooral passie voor de natuur is
voor hem geen baan maar meer een levenswijze. Daarom emeritus, net als een
dominee of hoogleraar, want hij houdt zich nog steeds bezig met natuurprojecten
in het Vechtdal.
De verandering van de
natuur in Nederland
De afgelopen 50 jaar is de natuur in Nederland enorm veranderd. Zelf zie ik dat
alleen niet zo scherp, want 50 jaar geleden was ik er nog niet. Dus moet ik,
net als veel mensen, het doen met ‘van horen zeggen’ en de onderzoeken die er
zijn. We doorgronden het dus zelf niet en daarmee lijken we als snel tevreden
met een kievit in het veld, een bij die langs vliegt op een zomerse dag of en
haas die net op tijd de straat over steekt. Arend: “Het beeld van bijvoorbeeld
40-ers is heel anders als die van mij. De veldleeuwerik, tureluur, kemphaan en
andere weidevogels zijn verdwenen. Kieviet is er nog, maar gaat ook achteruit.
Maar als mijn kinderen nu een kieviet zien zeggen ze ‘Kijk, dat is een weidevogel’
en dan zijn ze blij. Zelf word ik er wat somber van. Het platteland is een
beetje een industrieterrein geworden waarin productie en efficiency de
boventoon voeren. Het beeld van vroeger is misschien nostalgie, maar het is wel
de realiteit en dat moeten we onder ogen zien. Gaan we voor alleen de welvaart
of ook voor het welzijn, dat is een keuze.”
En dat is waar. Vorig jaar schreef de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli)
in een rapport dat de staat van de Nederlandse natuur ronduit slecht is, maar
dat we door een ‘collectief geheugenverlies’ niet eens meer zien hoeveel
dieren- en plantensoorten er zijn verdwenen. Doordat we niet meer weten wat we
missen, zijn we de natuur als kostenpost gaan zien of iets dat economisch niet
loont.
Maar zelfs de Wageningen Universiteit (WUR), toch zo’n
beetje de universiteit van de agrarisch Nederland en de uitvinders van de
grootschalige, industriële landbouw, concludeerde in 2021 dat 85% van de biodiversiteit in Nederland is verdwenen.
Dat maakt dat de stand van de biodiversiteit nog nijpender is dan de
klimaatcrisis en zou bij iedereen toch alarmbellen moeten doen afgaan?! Arend:
“Voor dieren om te kunnen bestaan zijn twee zaken cruciaal; voedsel en rust. Op
het boerenland zijn die twee elementen verdwenen. Het voedsel in de bodem is
verdwenen door de wijze waarop we bemesten en de rust ook, doordat er zo vaak
met machines op het land wordt gewerkt. Een derde punt is dan nog predatie,
ofwel natuurlijk roofdieren. We kijken tegenwoordig anders tegen de jacht aan
dan vroeger, toen werd veel meer op roofdieren gejaagd. En ik zeg niet dat dat
terug zou moeten komen, maar er zijn nu wel meer roofdieren zoals de steenmarker,
de das of de vos. Het hele systeem is dus veranderd, maar vooral het gebrek aan
voedsel is het probleem.”.
Doelbewust beleid
Toch is tientallen jaren lang het doel van de landbouw geweest om te zorgen
voor voldoende voedsel. Van mijn gesprek met Jan Dubbelhuis over de toekomst van de landbouw weet ik nog dat
vanuit dat doel de landbouw zich vanaf de jaren ’50 heel efficiënt en
productiegericht heeft ontwikkeld. En landbouwbeleid, zoals de ruilverkaveling
of het loslaten van het melkquotum in 2015, heeft ook bijgedragen aan het
verhogen van deze productie. Maar welk effect heeft dit dan gehad op de natuur
en zagen we niet eerder dat hieraan grenzen zitten? Arend: “De overheid zag ook
wel dat dat beleid zorgde voor bijvoorbeeld veel te veel ammoniak in de lucht.
En dus moest mest geïnjecteerd worden in de bodem. Maar met een beetje kennis
zie je dat dat een foute keuze is. Want dan stop je hoge concentraties ammoniak
onder de zoden en dat gaan enorm ten koste van het bodemleven én doordat boeren
dan 6 of 7 keer per jaar gaan maaien is het voor weidevolgels, hazen of andere
dieren onmogelijk om daar te leven.”
Dat mesten en maaien zie ik in mijn dorp ook ieder jaar
meerdere keren. Zonder die mest lijkt er ook weinig te groeien. Op mijn eigen
kleine stukje weiland strooi ik één keer per jaar wat korrels van de welbekende
agrarische supermarkt, maar ik zie het grasland van mijn agrarische buurman
zeker 3 keer zo hard groeien. Dat is voor hem nodig om zijn dieren te kunnen
voeren en voor mij om zo af en toe bij hem weer hooi te kunnen kopen. Dus is er
ook een tussenweg te bedenken? Arend: “Zeker, je kunt het heel goed bemesten
met bijvoorbeeld ruwe organische mest. Maar dat moet je wel de keuze gaan maken
om in gebieden te gaan extensiveren, minder intensief gebruik maken van het
land. Mijn insteek zou zijn om gebieden in Nederland, bijvoorbeeld bij de Natura2000
gebieden, aan te wijzen als gebieden waar boeren prima gebruik kunnen maken van
het land, maar veel meer extensief of door middel van kringlooplandbouw.”
Van onwil naar wil
Kringlooplandbouw, extensivering, biologisch boeren… Ik hoor de termen vaker
voorbij komen, maar zag vorig jaar toch veelal boeren, ondersteund door de dik verdienende agrobedrijven erachter, roepen
dat de landbouw vooral zo moet blijven als hij is, dat we trots moeten zijn op
een sector die zoveel exporteert en dat stikstof een zelf gecreëerd probleem
is. En hoewel ik de wijze waarop het kabinet aan de noodrem trekt, zonder echt
perspectief te bieden voor boeren en andere vormen van landbouw bevorderd, behoorlijk
laak, hoor ik toch ook weinig boeren die het echt anders willen gaan doen.
Arend: “Soms is het echt onwil, het niet willen horen van woorden als
‘industrie’ of ‘productie’. En toch zijn er ook goede ontwikkelingen.
Bijvoorbeeld de club van Boer & Natuur die zich richt op
natuurinclusieve landbouw. Ze zeggen ‘we zien het probleem, onderkennen dat en
willen er mee aan de slag’. Die ontwikkeling vind ik wel heel positief en mogen
veel meer in het daglicht komen. En misschien is er ook een nieuwe generatie
boeren nodig om die verandering te maken. Mensen zoals jouw zwager die vanuit de traditionele
landbouw ziet dat er een verandering nodig is en die ook wil maken.”
De kanarie in de
kolenmijn
Toch blijf ik nog wat zitten met de vraag hoe erg het verdwijnen van
bepaalde diersoorten is, wat het zichtbare effect is en waarom de verandering
waar Arend het over heeft zo noodzakelijk is. Arend: “Kijk, die vuurvlinder, de
korhoen, de veldleeuwerik en de grutto, dat zijn de kanaries in de kolenmijn. In een kolenmijn
zegt geen enkele mijnwerker ‘wat maakt het uit dat die kanarie dood is, we pakken
wel weer een nieuwe…’. Nee, die mijnwerker weet dat het levensgevaarlijk is
wanneer er in een mijn een kanarie dood gaat. Zo is het nu ook voor de
diersoorten die ik noemde. Het verdwijnen ervan geeft aan dat er iets heel fout
gaat. De diensten die natuur ons levert, zoals bestuiving van gewassen of het zorgen
voor een vruchtbare bodem, gaan hiermee dus enorm achteruit.”
De hoop voor over 10
jaar
Maar is er hoop en wat zou een waterschap hieraan kunnen bijdragen? Arend:
“Dat we veel breder kijken, voor een langere termijn en dat het beleid van
bijvoorbeeld het waterschap veel meer natuurinclusief is. Dat geldt voor mij
als burger, dat geldt voor de boeren, maar dat geldt eigenlijk voor de hele
maatschappij. Die is niet makkelijk of leuk, maar die natuur is cruciaal.
Natuurinclusief denken dat is mijn hoop voor de toekomst. En dat ook wij als
christenen daaraan kunnen en gaan bijdragen.’’
Terug naar huis
Na een prachtig gesprek van meer dan een uur stap ik de auto in. Wat enorm
veel kennis, ervaring en passie heeft Arend. Voor mij is nu wel heel duidelijk
dat de balans van hoe we in Nederland omgaan met de natuur echt verstoord is.
Het verdwijnen van 85% van onze planten- en diersoorten, de wijze waarop we de
landbouw zijn gaan zien als industrie en de natuur als kostenpost, in
combinatie met ons collectief geheugenverlies, dat maakt mij toch wel enorm strijdbaar.
Er is werk aan de winkel de komende jaren…
Reacties
Een reactie posten