"Als we nu de boeren op een fatsoenlijke manier gaan betalen voor landschapsbeheer, voor het beheer van natuur, maar ook voor waterbergingen, dan kan dat een toekomstbestendig verdienmodel worden."
Droogte, wateroverlast, schade aan de natuur en aan gewassen. Al met al vraagstukken waar we in Nederland een prachtige term voor hebben ontwikkeld; watermanagement. Om daar meer over te weten sprak ik twee weken geleden met Jan-Arie van Berkum.
Jan-Arie heeft als adviseur en manager 40 jaar bij verschillende waterschappen gewerkt en is sinds 2019 zelfstandig adviseur op het gebied van klimaatadaptatie, watermanagement en gebiedsontwikkeling. Ik ontmoet Jan-Arie bij hem thuis in Gees en al snel duiken we de inhoud in.
Waar we wonen
Als volkshuisvester en waterschapper in wording, ben ik natuurlijk allereest
benieuwd hoe Jan-Arie kijkt naar hoe en waar we in Nederland wonen. Het
grootste deel van Nederland woont onder de zeespiegel, maar de laatste jaren
krijgen we ook te maken met zaken als schade aan huizen vanwege bodemdaling of
natte voeten door hevige regenbuien. Jan-Arie: ”Met de kennis van nu zijn we op
plekken gaan wonen die niet verstandig waren. Langs rivieren, in beekdalen, in
oude meren. Wijken zoals Marslanden, Erflanden of het Emmermeer of Zwartemeer.
Daarbij zit al in de naam dat het vroeger natte grond is geweest. Nu was dat in
het verleden bij groeiende steden altijd een keuze en is het nu wat het is. Dat
verander je niet meer, hoewel we nu met een bouwopgave van meer dan 900.000
woningen in Nederland er nog steeds voor kiezen om onder de zeespiegel te
bouwen.”
Met de kennis van nu, of een vooruitziende blik richting de
toekomst, komt dat toch in een ander daglicht te staan. Tot nu toe hebben we
decennia lang gezegd dat we gingen bouwen waar we wilden. We gingen land
droogleggen of het grondwaterpeil verlagen, waardoor het mogelijk was om te
bouwen en economische activiteiten te ontwikkelen. Jan-Arie: “We hebben bijna
1000 jaar Nederland ontgonnen. We zijn gaan landbouwen, er gaan wonen en er
gaan werken. Na de 2e wereldoorlog was het adagium ‘nooit meer
honger’ dus heeft de landbouw vrij spel gekregen. De drooglegging is vergroot
en daardoor konden we ons heel erg goed ontwikkelen.”
Dat klopt, we hebben ons kunnen ontwikkelen dankzij de
drooglegging en het inpolderen van gebieden. Daar hebben we veel welvaart aan
te danken. Maar wat is hiervan de keerzijde en zien we die nu pas? Jan-Arie: “De
keerzijde is dat de sponswerking van de bodem bijna is verdwenen. In Drenthe,
Twente en de Achterhoek komen we nu jaarlijks 100mm water tekort. Het water
wordt zo snel afgevoerd dat er te vroeg een watertekort is. De afgelopen 5 jaar
hebben we 4 hele droge zomers gehad en dan is het water zo vroeg op dat de
natuur daar onherstelbaar door lijdt. Beuken en berken sterven af, veen verdwijnt
en dat krijg je niet meer terug. Ik denk dat nu de trend wordt dat in februari
bijna de laatste regen valt en dat het in de maanden daarna droog blijft.”
Watertekort?!
Ik ben er nog niet helemaal. We komen ieder jaar al 100mm te kort? Jan-Arie: “Kijk,
het watertekort is het verschil tussen de regen die valt en het water dat
verdampt. Normaal gesproken, de afgelopen 30 jaar, verdampt er gemiddeld gezien
100mm meer dan er aan regen valt. Maar in de droge jaren, 2018, 2019 en ook
vorig jaar, verdampt er wel 300mm. Dat zou je terug moeten brengen met 100mm,
dus dat er maximaal een tekort is van 200mm. En dat kan alleen door in het
voorjaar water op te slaan. Dus nu, februari en maart, zou het grondwaterpeil
omhoog moeten en zouden de sloten vol moeten staan. Daarbij moeten we sloten ook
minder diep maken, want diepe sloten blijven water afvoeren. Door ze ondieper
te maken houdt de grond het water langer vast. Dan heb je die voorraad.”
Dat klinkt heel logisch. Water vasthouden wanneer het valt,
zodat je een grotere buffer hebt wanneer het warm en droog wordt. Toch is het
een onderwerp van discussie. Jan-Arie: “Boeren willen graag in het voorjaar
gaan ploegen en gaan zaaien. Hoe eerder hoe beter is nu het devies. Dit in
tegenstelling tot biologische boeren bijvoorbeeld, die wachten tot de grond
voldoende warm is en gaan dan het land op om te zaaien. Als een biologische
boer te vroeg zaait dan wint het onkruid. Dus die wacht een maand en dan wint
het gewas het van het onkruid omdat de bodemtemperatuur dan beter is.
Traditionele boeren willen eerder zaaien en spuiten dan het onkruid dood.”
We wilden in Nederland een zo hoog mogelijk opbrengt van het
land dus vroeg zaaien. Tegelijkertijd ervaren nu boeren ook heel erg de nadelen
van droogte. Bronnen worden massaal geboord, het beregenen begint al in mei en
vorig jaar zag ik dat naast mijn huis zelfs mais werd beregend. Terwijl dit
normaal nooit uit zou kunnen… Moeten we er niet naartoe dat we gewoon stoppen
met het afvoeren van al de regen die valt? Herstelt zich dan niet een soort
‘natuurlijk’ peil? Jan-Arie: “Nee, van een natuurlijk peil is allang geen
sprake meer. Doordat al het veen is dood gegaan is de spons weg en houden we in
de natuur geen water meer vast. Maar tegelijkertijd moeten we ook wel water
afvoeren. Door de regen die valt, soms heel hevig, moet je water afvoeren om
geen wateroverlast te krijgen. Sterker nog, wanneer je het grondwaterpeil
omhoog brengt heb je nog meer afvoercapaciteit nodig om te zorgen dat je, bij
hele hevige buiten, niet meteen overlast krijgt. Het is weer zoals een spons. Wanneer
die vol met water zit kan er maar weinig meer bij voordat hij water verliest. Daar
hebben we in Zuidoost Drenthe minder last van, maar plaatsen als Meppel, Ommen
of Zwolle hebben er dan zeker last van. De balans moet dus echt anders, maar je
hebt zeker die afvoercapaciteit nodig. We wonen hier natuurlijk wel samen.”
Het gevecht om de ruimte
We wonen samen in ons mooie kleine landje, inderdaad. Dat maakt ook dat dit een
ruimtelijk vraagstuk is. We willen in de komende 10 jaar meer dan 900.000
woningen bouwen, we willen meer ruimte voor de natuur, we willen een goede
bereikbaarheid van stad en platteland en, gelukkig, ook steeds meer boeren
willen extensiveren en dat vraag om meer… ruimte. Dat maakt dat we in dit
kleine land dus ruimtelijke keuzes moeten maken. Jan-Arie: “Uiteindelijk gaan
al die vraagstukken ten koste van het agrarisch areaal. We willen niet minder
huizen, niet minder natuur en niet minder wegen. Ruimtelijk gezien is er dan
meer een oplossing; minder grond voor landbouw. En wat dat betekent zie je dus
als de trekkers de snelweg oprijden.”
Even de cijfers en dan de emotie. De hele oppervlaktevan Nederland is zo’n 4,2 miljoen hectare. Daarvan is meer dan de helft,
2,2 miljoen hectare, in gebruik als landbouwgrond. Minder dan een half miljoen
hectare bestaat uit bos en natuur en ook ongeveer een half miljoen is in
gebruik voor onze huizen, bedrijven en wegen. Zelfs met het bijbouwen van 900.000
woningen in Nederland, op een totaal nu van meer dan 8 miljoen, waarbij dit ook
nog allemaal ten koste zou gaan van landbouwgrond, dan hebben we het maar over 2%
van de nu aanwezige agrarische gronden. Tegelijkertijd zie ik dat ieder gesprek
of voorstel over een andere bestemming voor landbouwgrond dan landbouwgrond,
wordt gezien of gevoeld als een aanval op de individuele boer die hierdoor nog
meer schade lijd.
Schade door droogte of door teveel water
Schade, ofwel de financiële kant van watermanagement. Daar hebben we het nog
niet over gehad. Want inderdaad boeren werken 60 tot 70 uur per week, door
contracten met grote tussenhandelaren en prijsafspraken met supermarkten houden
ze bijvoorbeeld aan een liter melk die ik voor € 1,19 bij de supermarkt koop slechts3 of 4 cent over. Dat dit echt anders moet en dat een boer een eerlijk
inkomen moet kunnen verdienen voor het werk dat hij doet, is voor mij wel
duidelijk.
Daar komt nog bij dat er de afgelopen jaren schade is ontstaan
door droogte. Voor de natuur soms onherstelbareschade en voor een boer minder opbrengst van gewassen. De natuur kan
zichzelf niet beregenen, maar in de landbouw zien we de afgelopen jaren veel
meer bronnen en pompen om te beregenen. Maar ook dat kost geld, gaat ten koste
van de natuur en kent dus grenzen. Jan-Arie: “Nu hebben we bijna ieder jaar te
maken met droogte. En als je ieder jaar 10% minder gewasopbrengst hebt dan heb
je na 10 jaar één hele misoogst. Maar een misoogst door wateroverlast die is
veel lokaler. Dan zijn er wel lage plekken waar bijvoorbeeld aardappelen kapot
gaan, maar het is op veel kleinere schaal. Nattigheid is heel vervelend voor
boeren, want die willen vroeg in het voorjaar met hun trekker het land op, maar
macro-economisch gezien is de schade van droogste is veel groter.”
Die verschillende belangen zien we al jaren en zien we nu
steeds meer verscherpen. Toch worden we gedwongen om hier keuzes in te gaan
maken. De Unie van Waterschappen, de overkoepelende organisatie van
waterschappen, heeft berekend dat de schade door droogte en wateroverlast richting
2050 kan oplopen tot meerdan 100 miljard. Dat heeft dan niet alleen betrekking op minder opbrengsten
van gewassen, maar ook bijvoorbeeld schade aan huizen van particulieren door bodemdaling
of het verrotten van palen waar huizen op gebouwd zijn.
Samen met de landbouw
Toch is er voor mij maar een weg in de verandering die we moeten doormaken
en de tegenstellingen die we nu ontstaan; we moeten het samen doen! Ik ben
benieuwd hoe Jan-Arie hier tegenaan kijkt. Zijn er mogelijkheden waarbij je
vanuit watermanagement boeren kunt ondersteunen of gewoon betaald voor diensten
die zij ook kunnen leveren? Jan-Arie: “Op dit moment staat in de landbouw alles
ten dienste van de maximale opbrengst. Houtwallen gaan zichtbaar achteruit, planten
die er staan worden afgemaaid of doodgespoten, want anders gaat het ten koste
van het gewas. Maar tot een jaar of 50 geleden zorgde de boer voor het
landschap -het landschap dat we allemaal zo waarderen- maar vanaf toen is het
zichtbaar gaan slijten en achteruit gegaan. Als we nu de boeren op een
fatsoenlijke manier gaan betalen voor landschapsbeheer, voor het beheer van
natuur, maar ook voor waterbergingen, dan kan dat een verdienmodel worden voor
boeren. Bijvoorbeeld, wanneer we bepalen dat bepaalde percelen langer onder
water moeten blijven staan om water vast te houden. Daar heeft een boer schade
van. Wanneer we hem daarvoor betalen, dan ontstaat er een hele andere context. Het
probleem daarvoor is alleen wel de regelgeving. We mogen boeren in Nederland
niet bevorderen ten opzichte van andere boeren in Europa. De subsidies die we
nu mogen geven zijn kostendekkend, maar leveren geen inkomstenbron voor boeren
op dus geen prikkel om mee aan de slag te gaan.”
Hoop voor over 10 jaar
Het klinkt allemaal toch wat pessimistisch. De droogte is gekomen en dan
afgelopen zomers zijn voor de toekomst eerder structureel dan een uitzondering.
Tegelijkertijd hebben we door klimaatverandering te maken met extreme buien en
dus wateroverlast. We weten allemaal dat we elkaar nodig hebben om echt te
komen tot een systeemverandering, maar op dit moment lijkt het er meer op dat
we elkaar de tent uit vechten…. Ik ben benieuwd wat Jan-Arie hoopt voor over 10
jaar. Jan-Arie: “Ik heb wel hoop, maar nog niet echt voor over 10 jaar, eerder
voor over 20 of 30 jaar. We staan nu op een kantelpunt waarbij landbouw wordt
geëxtensiveerd, waarbij waterproblemen worden aangepakt, waarbij
stikstofproblemen worden aangepakt, alleen dat is niet iets wat je in 10 jaar
voor elkaar krijgt. Daar heb je veel meer tijd voor nodig. Ik hoop dat we over
10 jaar daarmee aan de gang zijn en dat er gebiedsprocessen lopen waarbij we
echt met de boeren in gesprek zijn. Dat we daarbij begrip hebben voor het feit
dat een boer een goed inkomen moet kunnen verdienen en tegelijkertijd dat, na
50 jaar, maximale opbrengst niet meer het doel is.
Nu al zijn er boeren die het echt anders doen. Bij
Hardenberg is een gebied waar twee verschillende boerenbedrijven zitten. De een
is een boer die 40 koeien heeft, is biologisch en werkt in een kringloop. Het
andere bedrijf is van een boer die traditioneel werkt en heeft 120 koeien,
melkrobots en dus intensief. Wie denk je dat een beter inkomen heeft? De
extensieve biologische boer! Die hoeft namelijk geen voer te kopen, die heeft
geen grote trekkers nodig, die kan zijn melk voor een hogere prijs verkopen en
heeft tegelijkertijd minder kosten aan veeartsen, ect, ect. De kostenposten in
intensieve veehouderij zijn heel erg hoog. Aankoop van machines, aankoop van
voer, kosten voor veeartsen, de hypotheek, ect, ect. Dus het kan absoluut!”
Terug naar huis
Ik stap weer in de auto. De zon begint te schijnen en ik rij een stukje
door het prachtige dorpje Gees. In de anderhalf uur aan de keukentafel bij Jan-Arie
hebben we heel veel besproken. Soms lijkt het erop alsof er geen ruimte meer
is. Geen ruimte in tegenstellingen die zijn ontstaan, in het beeld dat we
hebben van onze aarde en hoe we daar zorg voor moeten dragen. Toch geeft het
laatste voorbeeld van Jan-Arie me ook hoop. Hoop op de moed die nodig is om
andere keuzes te maken, om te willen begrijpen wat de dilemma’s van anderen zijn,
en om elkaar ruimte te geven in een toekomst die er voor ons allemaal is.
Reacties
Een reactie posten